Veldwerk !

Veldwerk, geen zichzelf respecterend historicus ontkomt eraan. Soms wil je gewoon de omgeving zien en ‘proeven’ waar zich een bepaalde gebeurtenis heeft afgespeeld, uit pure nieuwsgierigheid. Maar soms ook kan het voor een beter inzicht in zo’n gebeurtenis wenselijk of zelfs noodzakelijk zijn om ergens zelf poolshoogte te gaan nemen. Ik zal van een en ander een paar voorbeelden geven.

Midden jaren tachtig schreef ik een boek over de anarchist Leen Coremans, die als lijsttrekker van de Rapaille Partij en saboteur van het ‘parlementarisme’ van juni 1923 tot september 1927 zitting had in de Rotterdamse gemeenteraad. Begin juni 1926 opende Coremans ook een café, wat indertijd voor een raadslid even bijzonder als bedenkelijk was. Hij gaf het de naam ‘De Buik van Parijs’ en doopte het later om tot ‘In den Tempel van den Rapaljaan’. Zijn kroeg annex ‘Bureau voor Rechtsbijstand’ werd een trefpunt van allerlei opmerkelijke figuren en verwierf zich al snel een roemruchte reputatie. Maar in 1928 werd de zaak weer opgedoekt.

‘Plattegrond van oud en nieuw Rotterdam’, 1955.
De pijl wijst naar het café van Coremans.

Dan ben je als onderzoeker natuurlijk heel benieuwd waar al die folklore zich nu precies heeft afgespeeld. Bekend was wel dat dit café ergens in de Korte Pannekoekstraat had gezeten. Maar pas na veel speuren kwam de locatie nauwkeuriger aan het licht: aan de oostzijde, twee of drie deuren vanaf de Kipstraat. Van die plaats en de wijde omgeving was na het bombardement van 14 mei 1940 en de daaropvolgende volledige kaalslag van het gebied niets meer terug te vinden. Maar met een kaart waarop de vooroorlogse situatie en die van 1955 over elkaar heen waren geprojecteerd, bleek de plek te traceren. En dan er op af natuurlijk, dat ben je als historicus aan je stand verplicht. Ik vond een troosteloos stukje binnenstad, nog net goed genoeg  om een zooitje auto’s te parkeren, wat dan ook tot op de laatste vierkante meter gedaan was. Je wordt niets wijzer van zo’n vondst, maar bloed kruipt nu eenmaal waar het niet gaan kan.

 

De majoor der Ordepolitie J.C. Tetenburg, geliquideerd in de Hoflaan, 31 maart 1945.

Het tweede voorbeeld betreft de uitvoering van een liquidatie en de daarop volgende represaille aan het eind van de oorlog – dit in het kader van mijn onderzoek voor het boek Guerrilla in Rotterdam, begin jaren negentig. Op 31 maart 1945 liquideerde een ploeg van de LKP-Rotterdam de majoor der Ordepolitie J.C. Tetenburg, omdat die met de Duitsers collaboreerde in de jacht op verzetsmensen. Dit gebeurde op straat, voor het toenmalige politiebureau aan de Hoflaan in Rotterdam-Kralingen. Een der betrokkenen had me verteld hoe die aanslag was uitgevoerd.

Twintig mannen liggen gefusilleerd tegen de helling van de Oostzeedijk ter hoogte van de Hoflaan, 3 april 1945.

Als represaille fusilleerden de Duitsers op 3 april 1945 twintig mannen die op dat moment voor uiteenlopende zaken op het hoofdbureau van politie vastzaten. Dat gebeurde onderaan de Oostzeedijk, op een steenworp afstand van de plaats waar Tetenburg was doodgeschoten. Hier leek het me in dit geval vooral nuttig om beide locaties te gaan bekijken ter verificatie van wat me over de toedracht van de liquidatie en de fusillade bekend was. Geloven is aardig, maar checken is stukken beter.
Het was overigens niet het enige voorval in dat onderzoek waarbij ik ter plekke een kijkje ben gaan nemen – er waren er tientallen! Het bezoeken van graven en monumenten heb ik daarbij niet eens meegerekend, want ook die kunnen nuttige aanvullende informatie of verificatie verschaffen, zoals het hieronder afgebeelde graf van een aantal leden van de verzetsgroep De Leeuwengarde op de begraafplaats Rotterdam-Crooswijk.

Graf van zes gefusilleerde leden van de verzetsgroep De Leeuwengarde op de begraafplaats Crooswijk te Rotterdam.

Dan een paar voorbeelden uit het onderzoek voor Rotterdam in de Tweede Wereldoorlog. Een van de eerste locaties die je met eigen ogen wil zien, is natuurlijk die van de voormalige ‘ijssalon’ aan de Prins Hendrikkade 66b, op het Noordereiland, vlakbij de Hefbrug. In de meidagen van 1940 was dit feitelijk een leegstaande winkelruimte, waarin een zgn. ‘melksalon’ gevestigd was geweest – dat was indertijd de alcoholvrije tegenhanger van het café. In dat pand had de Duitse 9e Panzerdivision toen haar commandopost gevestigd. Vanwege het opschrift IJS op de winkelruit, dat ook te zien is op een bekende foto van 14 mei 1940, kreeg de locatie de naam de ‘ijssalon’.

Kapitein Backer voor de ‘ijssalon’ op 14 mei 1940.

Deze gedenkwaardige foto toont de Nederlandse onderhandelaar kapitein J.D. Backer direct na het ontvangen van de Duitse voorwaarden tot overgave. Die voorwaarden waren in bijzijn van Backer in de ‘ijssalon’ op schrift gesteld door de Duitse bevelhebber van het Generalkommando XXXIX, Generalleutnant R.F.K. Schmidt. Kort nadat Backer de ‘ijssalon’ had verlaten, barstte het grote Duitse bombardement op Rotterdam los. De Duitsers hadden de bommenwerpers zien aankomen, vanaf de ‘ijssalon’ of pas vanaf de zuidelijke opgang van de Maasbruggen, toen die zich boven Kralingen en/of Rotterdam-Zuid bevonden. Of dat kon, moest ter plekke wel even worden gecheckt (het was inderdaad mogelijk). Dus niet alleen verlaat ramptoerisme, maar wel degelijk ook werk aan de winkel voor uw onderzoeker.

Het middelste pand is de voormalige ‘ijssalon’, Prins Hendrikkade 66b, door mij gekiekt in mei 2002.

Een ander puzzeltje, eveneens op het Noordereiland, was de locatie waar de Duitse commandant ter plaatse, Oberstleutnant D.H.H. von Choltitz, zijn hoofdkwartier had gehad. Dat was in een doodlopend zijstraatje van de Van der Takstraat geweest. Van dat pand bestond wel een tekening van net na de oorlog, maar het adres was onbekend. Zelf zoeken dus.

Links een tekening van het HK van Von Choltitz, gemaakt kort na de oorlog. Rechts hetzelfde pand in mei 2002
(bij de gele pijl; de linkerdeur op de tekening is inmiddels een raam geworden).


Ondanks de renovatie, die de toestand wel erg had veranderd, bleek de tekening gedetailleerd genoeg om het pand aan de hand van het motief van de muren terug te vinden.

Een motor van de bommenwerper op een foto uit 1944.

Een laatste voorbeeld is dat van een oude, gehavende foto van het wrak van een vliegtuigmotor, die niet ver van Schagen genomen moest zijn. Vermoedelijk ging het om een van de motoren van een Britse Lancaster die in de avond van 30 januari 1944 nabij Kolhorn door een Duitse nachtjager was beschoten. De Lancaster was daardoor in de lucht ontploft, waarbij alle zeven bemanningsleden waren omgekomen. Het vermoeden omtrent de locatie kwam door een vagelijk zichtbaar kerktorentje aan de horizon, dat erg leek op de torenspits van Winkel. Voor een kennis die erg geboeid is door de luchtoorlog boven Noord-Holland ben ik in februari 2009 met een afdruk van de foto op de fiets over de landwegen en karrenpaden gaan rondtoeren om te kijken of ik nog ergens dezelfde achtergrond in het landschap kon terugvinden. Dat lukte uiteindelijk, met aan iedere laars een paar pond vette Hollandse klei. Een vriendendienst. De locatie bleek zich namelijk te bevinden midden in het akkerland van de Groetpolder, even ten oosten van Kolhorn. Er was in de loop van 65 jaar wel veel in het landschap veranderd, maar er waren richting de horizon toch nog voldoende details herkenbaar.

Dezelfde locatie in de Groetpolder in 2009.

Echt veldwerk dus. Zo gaat dat. Je reist wat af, fietst je suf en je loopt je desnoods vast in de bagger. Maar je komt nog eens ergens. Ik wil dit graag even gezegd hebben voor alle argeloze buitenstaanders die dachten dat historici maar een tam zittend bureaubaantje hebben.

 * * *